Meer concurrentie voor klimaatvriendelijke mobiliteit
Een pleidooi voor technologische ruimdenkendheid op weg naar CO2-neutraal wegverkeer
door Volkmar Denner
Zijn intelligentie en zijn nieuwsgierige, creatieve geest blijken alleen al uit zijn ingenieurstitel. Maar waardoor wordt hij geïnspireerd? Dat is de onbegrensde en open blik op wat mogelijk is. Mobiliteit zonder energieverbruik is een illusie. Maar mobiliteit zonder CO2-vervuiling is wel mogelijk. Daar is een innovatiestrijd voor nodig, waarbij automobielaandrijvingen met elkaar concurreren om de 'groenste' te zijn. Technologische ruimdenkendheid prikkelt onze vindingrijkheid, zodat we oplossingen kunnen vinden voor complexe problemen.
Naar klimaatneutrale producten
Elk technologiebedrijf dat de bescherming van het klimaat ernstig neemt, zou met een onbegrensde en open blik moeten kijken naar wat mogelijk is. Tegen 2020 wil Bosch al zijn vestigingen over de hele wereld klimaatneutraal maken, en dat is al een grote stap. Maar uiteindelijk moeten niet alleen de vestigingen, maar ook de producten zo klimaatneutraal mogelijk worden. Voor ‘s werelds grootste toeleverancier van de automobielindustrie betekent dat: de concurrentiestrijd aangaan om de 'groenste' aandrijvingen voor het wegverkeer te ontwikkelen.
75 procent
van de nieuwe wagens zal in 2030 nog steeds een verbrandingsmotor hebben. Daarom moet deze motor deel uitmaken van de oplossing.
Wat kan de automobielindustrie doen?
In de eerste plaats tot een pijnlijk inzicht komen. De CO2-uitstoot van het wegverkeer in Europa is sinds 1990 met 22 procent gestegen. Het piekjaar was 2007. Sindsdien zien we dus een daling. Maar om het klimaatakkoord van Parijs na te leven, moet het verkeer in Europa tegen 2050 CO2-neutraal zijn.
Wat kan de automobielindustrie doen? Alternatieven zoeken en aanbieden. Een voorbeeld daarvan is elektromobiliteit, van de batterij tot de brandstofcel. Technologische ruimdenkendheid betekent dat ook de moderne verbrandingsmotor een deel van de oplossing is. Dat moet ook, want in 2030 zal wereldwijd nog drie op de vier nieuwe wagens een verbrandingsmotor hebben. Slechts een vierde zal tegen dan volledig elektrisch rijden. Hoe dan ook kunnen we van verbrandingsmotoren een hybride versie maken, zodat hun CO2-uitstoot daalt van de huidige 100 naar 20 gram per kilometer.
Van de bron tot aan het wiel
Dat geldt wel alleen voor het energieverbruik van de brandstoftank tot aan het wiel. Minstens even belangrijk is wat eraan voorafgaat, van de bron tot aan de brandstoftank. Aanpassingen aan motoren moeten daarom gepaard gaan met andere maatregelen, zoals het gebruik van duurzame, synthetische brandstoffen. Via e-brandstoffen kunnen verbrandingsmotoren klimaatneutraal worden. Deze besparing moet worden meegerekend in de regulering van de Europese CO2-uitstoot. Want laten we onszelf vooral niets wijsmaken: ook elektrische wagens zijn pas CO2-neutraal wanneer ze stroom uit hernieuwbare bronnen gebruiken. Dat brengt ons tot een belangrijk inzicht. Het klimaat beschermen in het wegverkeer doe je namelijk niet alleen op de weg zelf, maar tijdens het hele traject van de bron tot aan het wiel.
Een foute impuls vermijden
Uiteindelijk gaat het om transparantie en duidelijkheid over het volledige energietraject, maar ook over het dagelijkse energieverbruik op de weg, en niet alleen in een gestandaardiseerde meetcyclus. Enkel die transparantie, in combinatie met ambitieuze doelstellingen (en niet de politieke voorkeur voor een bepaalde technologie), zorgt ervoor dat we gaan concurreren omtrent innovatie, ongeacht of het om een verbrandingsmotor of elektrische motor gaat. Duidelijkheid over de doelstellingen leidt tot technologische ruimdenkendheid. Ruimdenkendheid zorgt dan weer voor concurrentie, zodat de beste technologieën de overhand krijgen.
Deze ruimdenkendheid kunnen we verder bevorderen via een CO2-belasting, bijvoorbeeld een taks op basis van de CO2-uitstoot. In tegenstelling tot eenzijdige subsidies kunnen we via een technologieneutrale CO2-toeslag wel een foute impuls vermijden. Zo zou bijvoorbeeld de gerichte promotie van elektrische voertuigen de vraag naar andere wagens doen instorten. Volgens de wetten van de markt zouden de prijzen van deze wagens dan zo sterk dalen dat de vraag opnieuw kan stijgen. Op die manier kan politieke inmenging op de markt dus ook contraproductief werken.
Een waterstofeconomie opbouwen
De economische aspecten van klimaatbescherming moeten hoe dan ook nader worden bekeken. We weten dat de kosten voor het verminderen van de CO2-uitstoot sterk verschillen per branche. Ze zijn bijvoorbeeld aanzienlijk lager in de elektriciteitsproductie dan in de transportsector. Dat betekent dat een CO2-belasting alleen, niet in alle sectoren tot klimaatneutraliteit zal leiden. Deze belasting moet dan ook gepaard gaan met andere maatregelen. Eén mogelijkheid is om de inkomsten uit een CO2-belasting opnieuw te investeren in broodnodige aanpassingen voor het verkeer.
Zo zouden we – met het oog op technologische ruimdenkendheid – de modernisering van voertuigaandrijvingen vanuit twee richtingen kunnen stimuleren: enerzijds door de laadinfrastructuur voor elektrische wagens te verbeteren, anderzijds door een Europese waterstofeconomie op te bouwen. Op die manier bevoordelen we geen specifieke technologie en kunnen we de nodige infrastructuur creëren, zodat verschillende technologieën met elkaar kunnen concurreren.
De klimaatkloof dichten met e-brandstoffen
Hoe dan ook zal inzetten op elektrische mobiliteit niet volstaan om de klimaatdoelstellingen van 2030 te halen. Dat heeft het Nationaal Platform voor de Toekomst van de Mobiliteit in Duitsland vastgesteld. Het Duitse ministerie van Mobiliteit spreekt zelfs van een ‘klimaatkloof’ in het volgende decennium, die gedicht moet worden met o.a. drie miljoen ton alternatieve brandstoffen. We moeten daarom inzetten op zowel elektromobiliteit als e-brandstoffen. Wanneer ook de luchtvaart en scheepvaart CO2-neutraal moeten zijn, kunnen we namelijk niet meer om de nieuwe brandstoffen heen. Net dat is technologische ruimdenkendheid: rekening houden met alle technologieën die het klimaat beschermen.
Voor het eerst gepubliceerd in Frankfurter Allgemeinen Zeitung op 10 juli 2019.